Windhonden trainen

Een windhond heeft nodig om te kunnen rennen:
a. jachtinstinct c.q. achtervolgingsdrift
b. goede gezondheid / conditie / ontwikkeld lichaam
c. evenwichtig karakter

a. De typische achtervolgingsdrift, welke aangeboren is, doet de hond alles volgen wat  op één of andere manier beweegt. Be- weging heeft een magische aantrekkingskracht op de hond en hij zal het bewegende object achtervolgen.

b. Een goede gezondheid en conditie heeft U grotendeels zelf in de hand door het dier de juiste mate en kwaliteit voedsel, beweging en buitenlucht te geven, alsmede het op tijd laten inenten gecombineerd met een medische controle. Een goede conditie betekend dat de hond niet te dik of te mager mag zijn en tevens moeten de spieren goed ontwikkeld zijn door een juiste mate van beweging. Met jonge honden, die nog in de groei zijn, moet
men oppassen dat men niet te lange afstanden achter elkaar loopt omdat de spieren daarvoor nog onvoldoende ontwikkeld zijn en daardoor overbelast kunnen worden hetgeen later afwijkingen in het gangwerk kan geven. Het moeilijke daarbij is dat de jonge hond zelf steeds maar verder wil, van geen ophouden weet. Het is dan ook een voorname taak van de eigenaar rekening te houden met de leeftijd en dus de mogelijkheden van de hond. Voor een pup van 3 maanden is 3 maal daags een kwartiertje wandelen voldoende, naarmate het dier ouder word kan dit langzaam opgevoerd worden.

c. Evenwichtig karakter. Om een evenwichtig karakter te laten ontwikkelen zijn rust alsmede contact met mensen, dieren en nieuwe situaties noodzakelijk. Neem de hond dan ook regel- matig mee inde auto, om boodschappen, op visite enz. Breng hem regelmatig naar een andere omgeving, breng hem in contact met vreemde mensen zodat hij verschillende situaties leert kennen en ontdekt dat de wereld groter is dan zijn eigen huis en straat. Hierdoor wordt de hond mentaal sterker. Daarnaast is voldoende rust belangrijk, vooral met kinderen dient U er voor te zorgen dat de hond niet steeds gestoord word in zijn rust om te voorkomen dat het dier er later een bepaalde nervositeit aan overhoudt.